Dit besluit bevat het beleid over de toepassing van artikel 10 van de Successiewet
1956, met ingang van 1 januari 2010, bij de vergoeding bij schuldigerkenning uit vrijgevigheid.
In dit onderdeel wordt de rentevergoeding bij schuldigerkenningen behandeld.
Artikel 10 wordt niet toegepast als jaarlijks 6% rente is betaald. Inhaalbetalingen zijn tot overlijden mogelijk als over de inhaalperiode ten minste 6% samengestelde rente is betaald. Voor schuldigerkenningen van vóór 2010 tegen een zakelijke rente mag ook voor de inhaalbetaling die zakelijke rente worden gehanteerd. In onderdeel 3 is thans tot uitdrukking gebracht dat een
daadwerkelijke jaarlijkse vergoeding van ten minste 6% van het schuldig erkende bedrag altijd volstaat, ook als een zakelijke rente op zich hoger zou zijn dan 6%.
[wpcol_1third id=”” class=”” style=””]
Besluit:
Geldig vanaf:
Ingetrokken d.d.:
Intrekkeningsbesluit:
[/wpcol_1third] [wpcol_2third_end id=”” class=”” style=””]
4 april 2012
[/wpcol_2third_end]
Tekst uit besluit:
3. Schuldigerkenningen uit vrijgevigheid
Bij schuldigerkenningen uit vrijgevigheid kan bij overlijden van de schuldigerkenner sprake zijn van een fictieve verkrijging. Bij een schuldigerkenning uit vrijgevigheid blijft toepassing van artikel 10 van de Successiewet achterwege als is voldaan aan de volgende twee voorwaarden:
- De schuldigerkenner heeft daadwerkelijk jaarlijks een vergoeding betaald voorhet door hem schuldig erkende bedrag.
- De vergoeding is ten minste gelijk zijn aan 6% van het schuldig erkende bedrag (artikel 10, derde lid, van de Successiewet).
De daadwerkelijke jaarlijkse vergoeding van ten minste 6% van het schuldig erkende bedrag volstaat, ook als de zakelijke rente op zich hoger zou zijn dan 6%. Door het opnemen van deze 6%-normrente wordt enerzijds bereikt dat hetgeen de overledene geacht kan worden te genieten aan een maximum wordt gebonden en anderzijds dat er ook genot is als de vergoeding daar beneden ligt. Dus ook bij bijvoorbeeld een rente van 5,8% is er sprake van genot; een beetje genot is immers ook genot. Het genot is ook behouden indien 10% is overeengekomen en de ouder 6% betaalt. In dit geval heeft de ouder het genot over de rente behouden (Kamerstukken II 2008/09, 31 930, nr. 9, p. 39).
3.1. Overgangsrecht
Artikel XII, vijfde lid, van de Wet van 17 december 2009 (Stb. 2009, 564) voorziet in overgangsrecht met betrekking tot schuldigerkenningen uit vrijgevigheid die zijn overeengekomen voor 1 januari 2010. In een dergelijk geval blijft toepassing van artikel 10 van de Successiewet bij het overlijden van de schuldenaar achterwege, als de betrokkenen in redelijkheid mochten aannemen dat de afgesproken rente zakelijk was. Uiteraard dient deze rente dan conform het derde lid van artikel 10 van de Successiewet daadwerkelijk en jaarlijks tot het overlijden van de schuldigerkenner te zijn betaald. Zie hiervoor ook onderdeel 3.2. hierna.
3.2. De rente moet op tijd zijn betaald
Als op het moment van overlijden niet alle verschuldigd geworden rente daadwerkelijk is betaald, is artikel 10 van de Successiewet van toepassing.
Lopende termijn
Voor de nog niet verschuldigde rente over de op het moment van overlijden nog lopende termijn geldt het volgende. Als deze rente na overlijden wordt betaald of verrekend, kan voor de toepassing van artikel 10 van de Successiewet worden aangenomen dat deze rente is betaald. Dit geldt echter alleen als de rentetermijn maximaal een jaar is.
Inhaalbetalingen
Alle al verstreken rentetermijnen moeten op het moment van overlijden zijn betaald. Bij een te late betaling vóór het overlijden wordt toepassing van artikel 10 van de Successiewet voorkomen als op het moment van het overlijden:
- de rente zelf is betaald;
- over de te laat betaalde rente een samengestelde rentevergoeding is betaald over de periode vanaf het moment van de verschuldigdheid van de rente tot de daadwerkelijke betaling van de rente;
- die samengestelde rentevergoeding gelijk is aan de overeengekomen rente bij de schuldigerkenning. Als die rente hoger is dan 6%, kan worden volstaan met een samengestelde rente van 6%.
Als de rente of de samengestelde rentevergoeding dus tijdens het leven van de schuldigerkenner niet daadwerkelijk of niet geheel is betaald, is artikel 10 van de Successiewet van toepassing, over het gehele schuldig erkende bedrag.