BLKB 2011/1233M Heffing ivm privegebruik auto

Hieronder treft u de tekst aan van het besluit. Mocht u hier vragen over hebben kunnen de fiscale wegwijzers u hierbij van dienst zijn.

 

Omzetbelasting. Heffing privé gebruik auto en toepassing BUA
Belastingdienst/Landelijk Kantoor Belastingregio’s, Brieven en beleidsbesluiten
Besluit van 29 juni 2011, nr. BLKB 2011/1233M, Staatscourant 30 juni 2011, 11754
De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.


Dit besluit is een actualisering van het besluit van 9 februari 2009, CPP2009/109M. Het is
aangepast in verband met de wijziging van artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van het BUA
voor auto’s en het vervallen van artikel 15 van de beschikking. Het besluit bevat ook een
wijziging van de goedkeuring om de btw die drukt op het gebruik van een auto voor privé
doeleinden vast te stellen op basis van een forfaitaire berekening. Als gevolg van deze
aanpassing van het BUA vervalt ook de regeling voor de vervoerbewijzen en de regeling
voor auto’s die zijn aangeschaft zonder dat ter zake voorbelasting in aftrek kon worden
gebracht. De wijzigingen zoals hiervoor beschreven hebben ook tot gevolg dat de in het
hiervoor genoemde besluit opgenomen goedkeuringen voor autodealers en bestelauto’s
per 1 juli zijn vervallen.


1 Inleiding


In dit besluit wordt de goedkeuring gewijzigd om de btw vast te stellen die is
verschuldigd voor auto’s die mede voor privé doeleinden worden gebruikt. Hierbij wordt
niet langer aangesloten bij de forfaitaire regels in de inkomstenbelasting en
loonbelasting, maar geldt een apart forfait. De beleidswijzigingen houden direct verband
met de wijziging van het BUA voor privé-gebruik auto en de intrekking van art. 15 van de
beschikking voor privé-gebruik auto. Verwezen wordt naar de brief van de
Staatssecretaris aan de Tweede Kamer van 17 juni 2011 (DV/2011/318). De wijziging
van het BUA en de intrekking van artikel 15 van de beschikking hebben tot gevolg dat
voor privé-gebruik auto artikel 4, tweede lid, van de wet toepassing vindt. De
goedkeuring geldt zowel voor ondernemers als voor werknemers die een auto mede voor
privé doeleinden gebruiken. Onder privédoeleinden valt ook het zogenoemde woonwerkverkeer. Dit geldt ook voor ondernemers.
De intrekking van het beleidsbesluit CPP2009/109M (9 februari 2009) heeft tot gevolg
dat ook de daarin opgenomen regelingen voor specifieke gevallen zijn komen te
vervallen. In overleg met het georganiseerde bedrijfsleven zal worden bezien of
dergelijke regelingen opnieuw moeten worden getroffen. Dit geldt met name voor
bestelauto’s. Hierbij wordt opgemerkt dat ook voor bestelauto’s geldt dat in een
voorkomend geval woon-werkverkeer als privé gebruik heeft te gelden waarover btw is
verschuldigd. Daarnaast bestaat er echter, gelet op het bijzondere karakter van deze
auto’s, aanleiding om regelingen te treffen die zoveel mogelijk gelijksoortig zijn aan de
nu ingetrokken regelingen.
1.1 Gebruikte begrippen en afkortingen


In dit besluit wordt uitgegaan van de volgende begrippen en afkortingen:
wet                        Wet op de omzetbelasting 1968
besluit                 Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968
beschikking       Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968
BUA                      Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968
btw                        omzetbelasting
bpm                      Belastingen op personenauto’s en motorrijwielen
AWR                     Algemene wet inzake rijksbelastingen
HvJ EG                Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen

 

2 Heffing in verband met privé-gebruik auto


Het gebruik van auto’s voor privé doeleinden van de ondernemer zelf of zijn personeel
zonder dat daar een vergoeding tegenover staat, vormt een belaste dienst (artikel 4,
tweede lid, van de wet). Dat geldt zowel voor de auto’s die tot het bedrijfsvermogen van
de ondernemer behoren en die mede voor privédoeleinden ter beschikking zijn gesteld
als voor in een andere vorm door de ondernemer ter beschikking gekregen auto’s.
Dit standpunt over de toepassing van de regeling inzake fictieve diensten op door de
ondernemer ingekochte diensten, bijvoorbeeld operational lease, is anders dan eerder is
aangegeven bij de behandeling van het Belastingplan 20081. In aanvulling hierop wordt
nog opgemerkt dat subsidiair geldt dat ter zake geen recht op aftrek bestaat voor zover
de auto voor privé doeleinden wordt gebruikt (artikel 15, eerste lid, van de wet). In
zoverre is ter zake van de autokosten de aftrek van belasting dan uitgesloten.
De toepassing van artikel 4, tweede lid, van de wet, vereist dat de ondernemer een
sluitende kilometeradministratie bijhoudt. Om de administratieve lasten en de
uitvoeringskosten te beperken keur ik, voor zover nodig op grond van artikel 63 van de
AWR, goed dat de terzake verschuldigde btw wordt vastgesteld via een forfaitaire
berekening.
Goedkeuring
Ik keur goed dat de btw die is verschuldigd als gevolg van de toepassing van artikel 4,
tweede lid, van de wet wordt vastgesteld op 2,7% van de catalogusprijs (inclusief btw en
bpm) van de betreffende auto.
Als van deze goedkeuring gebruik wordt gemaakt betekent dit het volgende:
a) De ondernemer brengt (met inachtneming van artikel 15, van de wet) alle btw op
gemaakte autokosten in aftrek;
b) De ondernemer moet eenmaal per jaar en wel in het laatste belastingtijdvak van het
kalenderjaar (artikel 13, vierde lid, van de wet) btw aangeven voor het privé-gebruik
auto. De verschuldigde btw bedraagt dan 2,7% van de catalogusprijs van de betreffende
auto. Uiteraard wordt dit percentage naar tijdsgelang berekend (het aantal dagen dat de
auto mede voor privé doeleinden ter beschikking staat)
3 Correcties op het recht op aftrek van btw


3.1 Algemeen

Dit onderdeel gaat in op correcties die op grond van het BUA moeten worden
aangebracht op btw die door de ondernemer in aftrek is gebracht. De achtergrond van
deze correcties is dat btw moet drukken op goederen en diensten die weliswaar voor de
ondernemer bedrijfskosten vormen, maar die ook een consumptief karakter dragen.
Wellicht ten overvloede wordt nog opgemerkt dat vooraftrek in elk geval is uitgesloten
voor zover deze toerekenbaar is aan zelfstandige niet-economische activiteiten.
Ondernemers die dergelijke activiteiten verrichten kunnen dus ook binnen de grenzen
van het BUA geen btw in aftrek brengen voor zover goederen en diensten hieraan
toerekenbaar zijn.
3.2 Verbindendheid BUA

Het BUA is in zijn geheel verbindend (HvJ 15 april 2010, zaken C-538/08 en C-33/09(XHolding en Oracle en Hoge Raad 24 september 2010, nr. 43.185bis, LJN BN8055)2.Dit geldt ook voor het uitkeren van loon in natura door de ondernemer aan zijn personeel en
de verstrekkingen door de ondernemer aan zijn personeel voor andere dan persoonlijke
doeleinden3. Uit laatstgenoemd arrest van het HvJ valt af te leiden, dat deze
verstrekkingen voldoende zijn bepaald.
3.3 BUA en de verstrekking van fietsen


Het komt voor dat ondernemers aan hun werknemers een fiets verstrekken of ter
beschikking stellen in het kader van een zogenoemd cafetariasysteem. Dit systeem houdt
in dat de werknemer in ruil voor de ter beschikking gestelde fiets een vergoeding betaalt.
Hij kan bijvoorbeeld afzien van een aantal verlofdagen. Hij kan ook ermee instemmen
dat het in geld uitgedrukte brutoloon evenredig wordt verminderd. Ook een
tegenprestatie in natura, bijvoorbeeld het verrichten van arbeid, is als vergoeding aan te
merken.
De ondernemer die (al dan niet in het kader van een dergelijk cafetariasysteem) voor de
verstrekking of terbeschikkingstelling van een fiets aan zijn werknemers een vergoeding
bedingt, verricht een belaste levering of dienst als bedoeld in artikel 3 of 4 van de wet.
Hoewel de eigen bijdrage van de werknemer lager is dan de inkoopprijs van de fiets,
komt het BUA in die situaties mogelijkerwijs nog aan de orde als de fiets alleen voor
privédoeleinden wordt verstrekt of ter beschikking wordt gesteld.
Als de aanschafprijs- of de voortbrengingskosten van de fiets hoger zijn dan het in artikel
1, derde lid, onderdeel c, 1e, van het BUA genoemde maximumbedrag van € 749 inclusief
btw keur ik op grond van artikel 63 van de AWR het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur goed dat de inkoopprijs wordt verminderd met de eigen bijdrage van de
werknemer voor de aan hem verstrekte fiets. Als het saldo niet hoger is dan € 749
inclusief btw, komt de voor de inkoop van de fiets aan de ondernemer in rekening
gebrachte btw volledig voor aftrek in aanmerking.
Om praktische redenen keur ik ook goed dat geen correctie van de aftrek bij de
ondernemer plaatsvindt van de afgetrokken btw ter zake van de aan de werknemer in
het kader van woon-werkverkeer verstrekte fiets als de werknemer de fiets ook voor
andere privé-doeleinden kan gebruiken.
Als de fiets niet tegen vergoeding of tegen een symbolische vergoeding wordt verstrekt
door een van de btw-heffing vrijgestelde ondernemer, kan de btw die betrekking heeft op
de aanschaf van de fiets uiteraard niet in aftrek worden gebracht.
Als de inkoopprijs van de aan de werknemer verstrekte fiets na aftrek van de eigen
bijdrage van de werknemer hoger is dan € 749 inclusief btw, is de aftrek van btw
uitgesloten voor het bedrag dat uitkomt boven € 749. Tot de grens van € 749 inclusief
btw komt de btw volledig voor aftrek in aanmerking (mits de ondernemer volledig
aftrekgerechtigd is).
3.4 Loon in natura; gratis kerstpakketten

 

Ondernemers verstrekken aan hun werknemers goederen of diensten als loon in natura
als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van het BUA, zoals gratis kerstpakketten.
Een ondernemer kan de aan de verstrekking toe te rekenen voorbelasting in aftrek
brengen als hij uitsluitend belaste handelingen verricht en het totaal van de
verstrekkingen per werknemer per jaar beneden de grens van € 227 blijft (artikel 4,
eerste lid, van het BUA). Als een ondernemer uitsluitend vrijgestelde handelingen
verricht heeft hij geen recht op aftrek van voorbelasting, ook niet als de grens van € 227
niet wordt overschreden.
In het geval dat een ondernemer zowel belaste als vrijgestelde handelingen verricht,
geldt het volgende. Als de kosten volledig toerekenbaar zijn aan de vrijgestelde
handelingen heeft de ondernemer geen recht op aftrek van voorbelasting. Als de kosten
volledig toerekenbaar zijn aan de belaste handelingen heeft hij recht op aftrek van
voorbelasting, mits de grens van € 227 niet wordt overschreden. Als de kosten niet
specifiek toerekenbaar zijn aan de belaste of de vrijgestelde handelingen van de
ondernemer, is sprake van algemene kosten. De voorbelasting is dan aftrekbaar volgens
het pro rata. Uitsluiting van die aftrek vindt plaats voor zover (vervolgens) de grens van € 227 wordt overschreden.

 

4 Ingetrokken regelingen

 
Nummer Datum Verkorte titel Reden intrekking; vindplaats in nieuw 
besluit
CPP2009/109M 09-02-2009  Omzetbelasting. Aftrek 
omzetbelasting met 
betrekking tot auto’s e.d.
Geactualiseerd en deels verwerkt in diverse 
onderdelen.

 

5 Inwerkingtreding

 

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2011.
Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 29 juni 2011.
de staatssecretaris van Financiën,
mr. drs. F.H.H. Weekers

 

1
zie onder meer Kamerstukken II, 30 804, nr. 8, blz. 35 

2
Dit standpunt is ook ingenomen in het beroepschrift in cassatie tegen de uitspraken van het Gerechtshof 
Amsterdam van 16 september 2010, nr. 07/00782a en 07/00783a [rolnr. 10/04656]).
3
Overweging 3.5.2 van Hoge Raad 14 november 2008, nr. 43.185, LJN BG4322, staat niet in de weg aan de 
rechtsgeldigheid van deze verstrekkingen. 

 

Zie besluit

Zie ook

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *